Ik ben dol op nieuwe kleren. Ik kan een hele maand lang
bedenken aan welke outfit ik mijn salaris van de komende maand ga uitgeven, wat
ik over het algemeen ook doe binnen de eerste vijf dagen nadat mijn salaris op
mijn bankrekening is gestort zodat ik weer een hele maand heb om te dagdromen
over de volgende maand. Toen ik nog zwanger was had ik negen maanden lang om te
bedenken aan welke outfits ik mijn zuurverdiende centen zou gaan uitgeven voor
mijn zoon- of dochterlief. Waarschijnlijk was het maar goed ook dat mijn lieftallige echtgenoot pertinent
niet wilde weten wat het geslacht van ons nageslacht was, anders had ik na die
negen maanden waarschijnlijk geen ‘euro-dubbeltje’ meer over gehad om uit te
geven na die eerste anderhalve maand waarin zoonlief in maatje 56 paste.
Zoonlief is namelijk vrij groot. Dat was al duidelijk toen
hij met zijn schouders vast bleef hangen in het geboortekanaal. Zelfs al
daarvoor, toen hij niet op mijn en zijn eigen kracht met zijn hoofd door de ingang van dat
geboortekanaal wist te komen.
Maatje 50 hebben wij ook niet nodig gehad, zoonlief paste
immers meteen in maatje 56, de eerste maand in ieder geval. Daarna kwam al snel
maat 62 aan bod. Na anderhalve maand volgde maat 68. Nog eens twee maanden
later kwamen de eerste setjes in maat 74
in de bovenste lade van zijn commode te liggen.
Dat was allemaal prima. Van die eerste maanden had ik
kleding genoeg. Niet omdat ik al zoveel geshopt had tijdens mijn zwangerschap,
maar omdat je tijdens de kraamtijd enorme hoeveelheden kleding krijgt in de
eerste vier a vijf maten. Sommige pakjes waren prachtig, andere truitjes konden
er mee door en enkele broekjes liet ik standaard in de luiertas zitten voor
noodgevallen…. (uiteindelijk kwamen zelfs die van pas).
Een weekje geleden was ik weer aan de beurt voor een bezoek
aan het consternatie-bureau. Lieftallige echtgenoot kwam ook mee om alvast te
wennen aan de CB-routine die vast en zeker bij iedere oermoeder bekend is,
aangezien hij binnen niet al te lange tijd die taak gaat vervullen. In ieder
geval bekeek de CB-arts ons beide van top tot teen na het bestuderen van ‘ de curve’.
“Hoe lang zijn jullie?” ,vroeg hij.
Ik kon me nog herinneren dat mij ooit, toen ik zelf nog
klein was, beloofd is dat ik 1.75 meter zou worden, waarmee ik heel blij was
omdat ik wist dat ik met die lengte model zou kunnen worden (dat ik daar ook een
passend figuur en bepaalde gezichtskenmerken voor moest hebben waren geen zaken
waar ik mij toen al druk om maakte). Helaas bleef ik uiteindelijk steken bij de
1.66 meter, mijn lieftallige echtgenoot groeide nog een stukje verder maar
eindigde bij de 1. 80 , waarop de CB-arts doodleuk vroeg of wij wisten hoeveel
vaders eigenlijk niet de biologische vader van hun eigen kinderen blijken te
zijn. Gelukkig is mijn lieftallige
echtgenoot gezegend met zeer specifieke gezichtskenmerken waaronder een
prachtige maar vrij aanwezige neus. Ik kon de CB-arts meteen geruststellen met
het onomstotelijke bewijs van het vaderschap van lieftallige echtgenoot,
namelijk de prachtige maar vrij aanwezige neus van zoonlief.
De twijfels van de CB-arts waren gebaseerd op het uiteinde
van de curve van zoonlief. Als zoonlief namelijk in dit tempo doorgroeit zou
hij wel eens een lengte van 1.96 cm kunnen halen, wanneer hij afwijkt van zijn
curve eindigt hij waarschijnlijk tussen de 1.90 en 2.00 meter…
Maat 74 kan nog steeds over het welgevormde hoofdje van
zoonlief, maar ik ga alvast kleding verzamelen in maat 80. Alle modelletjes en
patroontjes waar ik tijdens mijn zwangerschap over droomde als ik een jongetje
zou krijgen zijn al een keer de revue gepasseerd in de collectie van zoonlief.
Toch vermaak ik mij nog steeds als ik op zoek ga naar nieuwe kleding, en dat is
waarschijnlijk maar goed ook. Want als zoonlief in dit tempo doorgroeit kan ik
nog heel wat maanden bedenken aan welke outfits ik mijn zuurverdiende salaris
ga uitgeven.